In het begin van de 16de eeuw is het pand in bezit van Jan van Rijsingen. Zijn weduwe hertrouwt met Jan Boyens, die volgens het cijnsboek van 1520 een cijns van ½ pond was en ½ pond pepers moet betalen, hetgeen de helft is van een oorspronkelijke cijns. Voor een kelder(mond) vóór het huis onder de straat betaalt hij in geld, evenals voor een brug achter het huis. Het huis wisselt gedurende de 16de eeuw enige malen van bezitter, maar het blijft wel in één familie. Zo is in 1531 de wijntavernier Robbert Heymanszn bezitter. Zijn weduwe, die de wijntaverne na zijn dood verder drijft, betaalt in 1553 voor acht schouwen, die voor negen geteld worden. Vervolgens is Jan Heymansz van Bergen bezitter en van 1561 tot 1565 familielid Joost van Auwen, raadsheer van de stad. Daarna staat de wijntavernier Marcel van Bergen, die we kennen van het buurpand nummer 93, als bezitter en cijnsplichtige vermeld. Zijn dochter trouwt in 1574 met Cornelis Kemp, die reeds in 1569 als huurder staat vermeld. Het is in die tijd wel een nauw familiegebeuren daar aan de Markt. Bij de verkoop in 1609 aan de wijnkoper Gerard Cuypers wordt het pand omschreven als: 'een seer schoone, groote steene huysinge, erve, ledige erffenisse, coeckhuysken, schoene put, achterhuys, een nieuwe steenen brugge metter mueren ten beyden syden opgemets, mette watertrap ende stalleken'. Deze 'groote steene huysinge' staat afgebeeld op het schilderij van het Schermersoproer. Het heeft inderdaad een 'schoone' gevel van steen, die gezien de Renaissance versieringen uit de tweede helft van de 16de eeuw zal dateren. Op de begane grond zijn vier hoge kruisvensters met een deur in het midden en een kelderingang aan de linkerzijde. Op de eerste verdieping zitten vier gekoppelde kruiskozijnen, ter verlichting van vermoedelijk een grote zaal. Op de tweede verdieping zijn over de volle breedte van de gevel lagere vensters aangebracht. Hier waren mogelijk de gastenverblijven. In de top van de gevel zitten in hoge trapsgewijs oplopende blindnissen enkele luiken, die wijzen op opslagmogelijkheden op twee boven elkaar gelegen zolders. Het huis was geheel onderkelderd en | 186 |
bezat een straatkelder, waarvan in 1520 gewag wordt gemaakt. Een dwarsmuur verdeelde het in een voorhuis van vier balkvakken met eiken moerbalken en een achterhuis van drie balkvakken diep. | 187 |
Wijnhandel de Wijs. (vroeger 2 huizen)147. "De Witte Bock". Een gebeitelde bok nog in den achtergevel gemetseld. Den 24e Augustus 1595 waren in dit huis, voor een halven stuiver, drie menschelijken lijken te zien, aangevoerd uit Teneriffe, het grootste der Kanarische eilanden. Deze lijken, toen reeds naar schatting drie eeuwen oud, waren wondergoed geconserveerd, en enkel door den tijd verdroogd. | 28 |
Nos 95 en 97 Gaande van het huis de Moriaan naar den Hoogen Steenweg krijgt men aan zijne rechterhand eerst het hiervoren reeds meermalen vermeld huis, thans genummerd Markt 83 en 85 en dan het huis de Papegaai, thans genummerd Markt 87. Dit laatste huis werd in 1513 (Reg. n° 109 f. 297) door den Pater van het destijds op de Uilenburg te den Bosch staand klooster Mariënburg, aan wien het was opgedragen door Jan van Voerne Adriaanszn, verkocht aan Maarten, den zoon van Gerrit Hugenszn; het heette toen al in de Papegay. Joost de Bye Hermanszn als man van Elisabeth, dochter van Mathijs Stooters Lambertszn en weduwe van Jan Kemp Hendrickszn, verkocht het in 1565, - als wanneer het gezegd werd afkomstig te zijn van een van de Laerschot en te staan tusschen het huis van Goeswijn van Brecht en meer anderen ex uno en dat van Henrick Robben ex alio, en zich achterwaarts uit te strekken tot aan de Dieze, - aan den kramer Wouter, zoon van Boudewijn Hendrickszn (Reg. n° 214 f. 158 vso); van dezen erfde het Henrick Boudewijns, wiens vrouw was Jenneken Eelkens. Den 11 December 1624 (Reg. n° 254 f. 307) verkocht Maria, dochter van Adriaan van Empel en weduwe van Peter Adriaanszn van Dinther, dat huis, hetwelk toen werd gezegd te zijn: een voorhuis, genoemd de Papegaay, met zijne kelders, plaats, zomerkeuken, middenhuis, andere plaats en achter- of brouwhuis, uitgaande in de Tolbrugstraat), aan Dierck Aertszn Toelinck. Deze had een zoon Aert Toelinck
| 399 | ||||||||
(of Tholincx), die van zijne vrouw Eusebia van Engeland had eene dochter Isabella Tholincx, de echtgenoote van Godefridus van der Sluyse, advocaat te Brussel, welke dit huis erfde; haar zwager, de med. doctor Marcellus van der Sluyse, verkocht het voor haar 10 April 1675 (Reg. n° 455 f. 230 vso) aan Adriaan van Schijndel, wijnkooper te den Bosch. Naast laatstbedoeld huis staat het huis de Driekoningen, thans genummerd Markt 89. Daarover komt in eene Bossche Schepenakte van 4 Maart 1527 (Reg. n° 133 f. 461) voor: dat Godfried, zoon van Dirck Tyelens van Buedel, daarvan gekocht had: de 1/2 van Heylwich, dochter van Geerlick van Berse en Johanna, de bastaard van Jan van Craendonck Lodewijkszn;
1/4 van genoemde bastaard Johanna; van Egidius, bastaard van heer Thomas van Craendonck, priester; en van Willem van Vlodrop Willemszn;
7/11 van 1/4 van domicella Margaretha 's Roevers, non in het klooster Hooidonk, dochter van Jan die Roever en Heylwich van Beeck; domicella Johanna wed. van Jan van Berlair en dochter van Jan die Roever en Heylwich van Beeck voornoemd; domicellus Adriaan van Grevenbroeck 1) als man van Ysabella, dochter van Jan die Roever en Heylwich van Beeck voornoemd; Elisabeth, dochter van Jan van Beeck Arndszn, voor zich en hare broeders en zusters; frater Jan Janszn van Utrecht als procurator van het klooster der H. Brigitta, staande te Rosmalen ter plaatse genaamd Coudewater en als gemachtigde van zuster Bela van Beeck Arndsdr., non in dat klooster; Mechteld van Beeck Arndsdr., hare zuster en Willem die Lu, als man van Christina, dochter van Henrick van Beeck;
3/11 van 1/4 van Bela, dochter van Henrick van Beeck en van Elisabeth en Engela, dochters van genoemden Arnd
| 400 | ||||||||
van Beeck, wonende in het huis der Zusters van Orthen te den Bosch, alsmede van hare oversten; 1/11 van 1/4 van zuster Agnes Alarts, mater van en Mechteld van Beeck Henricksdr., non in het klooster der Zusters van den 3en regel van den H. Franciscus te Oisterwijk;
voorts dat daarna op laatstgemelden datum Aleid weduwe van genoemden Godfried afstand deed van het vruchtgebruik van dat huis, (hetwelk toen gezegd werd te staan tusschen dat van de erfgenamen van Gijselbert Ghijsels Dirckszn ex uno en dat van Henrick Dirckszn, institor (kramer), ex alio), ten behoeve van hunne kinderen Dirck, Agnes, huisvrouw van Jacob van Spoerdonck en Catharina, echtgenoote van Gerard, den zoon van mr. Henrick Pelgrom en Petrus; en dat dezen het vervolgens verkochten aan Geertruid weduwe van Jan van Thuyfthuys. Den 5 November 1578 werd dit huis door Dierick, zoon van mr. Gerard van den Berghe, verkocht aan Oda, onmondige dochter van Gerard van Vucht (Reg. n° 238 f. 7 vso) en den 1 October 1729 (Reg. n° 555 f. 21) werd het van de erfgenamen van Maria van Gemert gekocht door François Potters, koopman te den Bosch, van wien het door erfenis kwam aan de familie van Meeuwen.
Naast dit huis staat dat, hetwelk oudtijds heette in Hispaniën of Spanje en thans genummerd is Markt 91 en 93. Het behoorde reeds in 1516 toe aan den vinitor (wijntavernier) Joseph, zoon van Henrick Dirckszn van den Stadeacker. Deze was gehuwd met Yda, dochter van Mathijs Brugmans en had van haar de navolgende kinderen: a. Henrica, echtgenoote van Dirck Aerdszn, den eigenaar van de Wamberg; b. Barbara, echtgenoote van Jaspar van Eyck; c. Dirixken, die dit huis erfde en echtgenoote was van mr. Godevaert Lombaerts van Enckevoirt; d. Maria, de huisvrouw van Jan van Bree Janszn en e. Judith, echtgenoote van Marcelis, zoon van Jan Hermanszn van Bergen. Genoemde Lombaerts van Enckevoirt verkocht dit huis aan laatstgenoemde, die, zooals blijkt uit Prosp. Cuijpers t.a.p. blz. 432, het in 1567 bewoonde; diens vrouw, verkocht
| 401 | ||||||||
het na zijnen dood 21 Februari 1589 (Reg. n° 241 f. 328) aan Marcelis van Groeningen Janszn, die gehuwd was met hunne dochter Diericksken en in dat huis ook het beroep van wijntavernier uitoefende. Nicolaas van Empel Janszn verkocht het 24 Augustus 1638 aan mr. Godevaert van Herlaer, raad van den Bosch, die het 23 October 1645 (Reg. n° 391 f. 53) weder verkocht aan Jan Gysselen Jacobszn. De voogden over de minderjarige kinderen van wijlen Antony Godschalx, koopman te den Bosch, zoomede Hendrikus van Gulick als man van Catharina Wilhelmina Godschalx verkochten 26 Mei 1774 (Reg. n° 584 f. 42 vso) dat huis aan Christiaan en Christina Potters, kooplieden te den Bosch. Naast dit laatste huis bevindt zich thans dat, op welks erf eens stonden de huizen de Witte Bok en het Wit Kruis.
1. De Witte BokDe oudst bekende eigenaar van dit huis was Jan van Rijsingen Boudewijnszn, die van zijne vrouw Besselken 2), dochter van Henrick van den Kerckhove (of van den Kerckhoff), deze kinderen had:
| 402 | ||||||||
De hiervoren onder a, b, c en e genoemde kinderen verkochten achtereenvolgens hunne aandeelen in dit huis (o.a. 20 October 1531 Reg. n° 140 f. 194) aan hunnen voornoemden zwager Robbrecht, die door zijne vrouw daarin reeds 1/5 had; van dezen erfde het hun zoon Jan, die het aan zijne vrouw Weyndelmoet vermaakte; zij verkocht het na zijnen dood 27 Februari 1561 (Reg. n° 206 f. 122) aan haren broeder Joost van Auwen, raad van den Bosch; deze, die gehuwd was met Catharina Bacx Jansdr en bij haar verwekte eene dochter Sara van Auwen, verkocht 24 December 1565 (Reg. n° 213 f. 119) dat huis weder aan Marcelis, den zoon van genoemden Jan Hermanszn van Bergen.
Van zijne vrouw Judith van den Stadeacker had deze Marcelis van Bergen eene dochter Maria 4), aan wie hij 27 Januari 1574 (Reg. n° 224 f. 151) dat huis schonk bij gelegenheid van haar huwelijk met Cornelis Kemp, den zoon van Henrick Janszn; zij betaalde echter niet de grondrente, waarvoor dit huis in 1565 door Joost Joostzoon van Auwen was verkocht geworden en daarom won diens weduwe Catharina Bacx het 24 Januari 1601 wegens wanbetaling uit; kooper werd alstoen daarvan Jacob Doel, zoon van wijlen mr. Jacob Doel, die het den 18 Maart 1609 (Reg. n° 307 f. 272 vso) wederom verkocht aan den wijnkooper Gerard Cuypers Janszoon; het werd toen gezegd te staan tusschen het huis, dat eertijds was van Joseph Henrickszoon van den Stadeacker en nu is van Marcelis Janszn van Groeningen, wijntavenier, eenerzijds en het huis het Wit Kruis van Peter Thomaszoon anderzijds; het was toen: een seer schoone, groote steene huysinge, erve, ledige erffenisse, coeckhuysken, schoene put, achterhuys, een nieuwe steenen brugge metter mueren ten heyden syden opgemets, mette watertrap ende stalleken.
| 403 | ||||||||
Genoemde Cuypers, die ook wijntavenier was, was gehuwd met Margriet 5), de dochter van Abraham Thomaszoon. Den 19 October 1611 verleende hij eene grondrente uit dit huis aan: Johan van Achelen, (zoon van wijlen den doctor in de rechten Wouter van Achelen), als weduwnaar van Hadewich, de dochter van Peter Vuchs, in lijftocht en in eigendom aan hunne kinderen, zijnde:
Jan Aert Peterszoon als man van Margriet, de dochter van Abraham Thomaszoon, te voren weduwe van genoemden Cuypers, verkocht 16 Maart 1624 (Reg. n° 324 f. 232 vso) dat huis aan den koopman Nicolaes Sebastiaens, die het 5 Augustus 1627, als wanneer hij koopman te Antwerpen was, weder verkocht (Reg. n° 363 f. 537 vso) aan Goijard van Asten Janszn, koopman te den Bosch; deze had van zijne vrouw Mechteld of Metken Neyts, dochter van den hiervoren op p. 393 genoemden Willem Thomaszn Neyts, eene dochter Willemina van Asten, die het blijkens akte van boedelscheiding van 9 Januari 1649 (Reg. n° 396 f. 216) van hen erfde en het ten huwelijk bracht aan haren man Guiliam de Helt, genaamd Colen, koopman te den Bosch, hiervoren op p. 347 ook reeds genoemd; van dezen erfde het weder hunne dochter Maria Mechtildis de Helt, die huwde met Theodoor van Velpe, welke bij haar o.a. verwekte eene dochter Willemina Maria van Velpe, die dat huis van hare genoemde ouders erfde. De gemachtigde van deze laatste eigenares, Johan van Ryckevorsel, verkocht het voor haar 13 Juli 1768 (Reg. n° 580 f. 224) aan Alexander de Broux, koopman
| 404 | ||||||||
te den Bosch, van wien het weder geërfd werd door diens zoon Claudius Henricus de Broux, ook koopman aldaar; deze verkocht het 2 December 1772 (Reg. n° 591 f. 361 vso) aan Cornelis Franciscuszn de Wijs, wijnkooper en brander aldaar, die zooals wij in Deel I p. 142 reeds zagen, gehuwd was met Anna Maria van Someren. | 405 |
Noten | |
1. | Men zie over hem Taxandria VIII p. 34 en 35, alwaar ten onrechte zijne vrouw Elisabeth en zijne schoonmoeder Brimeu genoemd worden. |
2. | Haar broeder was Lambert van den Kerckhoff. (Reg. n° 105 f. 513 vso) |
3. | Diens andere zonen waren Jacob, Jan (Reg. n° 105 f. 513 vso) (die huwde met Mechteld van Orthen en bij haar verwekte twee kinderen: Herman en Marcelis van Bergen) en Marcelis van Bergen. |
4. | Zij is overgeslagen in Deel I p. 229 en 230. |
5. | Zij hertrouwde na zijnen dood met Rogier van Dieten Janszoon. |
1865 | F.C.J. de Wijs (firma C de Wijs & Zn.) wijnhandelaar |
1875 | wed. F.C.J. de Wijs (firma C. de Wijs en Zn.) wijnhandel |
1881 | mr. E. van Heloma (griffier bij het gerechtshof) - firma C. de Wijs en Zn. (wijnhandel) |
1905 | W.F.C.J. Eerens (wed) |
1908 | W.F.C.J. Eerens (wed) |
1910 | wed. W.F.C.J.E. Eerens - mevr. H. Eerens-de Ram |
1923 | wed. Willem F.C.J. Eerens (zonder) |
1928 | Th. G. Bruijsters |
1943 | Corsettenmag. Hunkemöller-Lexis - J.C.A.A. Hunkemöller (koopman) |